IJsselhoeven

Een begrip aan de IJssel
Afbeelding
IJsselhoeve De Pol

IJsselhoeven in het landschap

In late de middeleeuwen werd begonnen met leggen van een aaneengesloten dijk langs de rivieren; zo ook de Bandijk de IJssel. Daardoor kreeg men de waterhuishuishouding achter de dijk steeds beter onder controle. Aan het begin 19e eeuw werd begonnen met het bouwen van grote, goed renderende boerderijen die vaak ver in het land lagen.

Verspreid door het IJssellandschap liggen de IJsselhoeven. Veel van de IJsselhoeven zijn aanvankelijk gebouwd op natuurlijke hoogten of oeverwallen van de oude rivierlopen. De IJsselhoeven zijn duidelijk herkenbaar in het landschap. Door hun grootsheid zijn ze bovendien beeldbepalend. Ze maken deel uit van het bouwkundig verleden. De aanduiding ‘hoeve’ in de naam naam IJsselhoeve is niet uit de lucht gegrepen. Een hoeve is een oude oppervlaktemaat ter grootte van 14 hectare ofwel 14 morgen. Dit is precies genoeg land voor een  gemengd bedrijf met personeel om ruimschoots rond te komen. Veel boerderijen in de IJsselstreek hadden oorspronkelijk  de oppervlakte van één hoeve. 

 

De bouw van een IJsselhoeve

De bouw van de IJsselhoeve vindt zijn oorsprong in het in het oosten van het land algemeen gebruikte hallenhuis. De constructie van het hallenhuis bestaat uit een “geraamte” van ankerbalkgebinten van eiken- of grenenhout, waarbij de liggende balk iets verlaagd tussen de staanders met pennen is verankerd. Vandaar de naam. Dit type boerderij ontstond al in de late middeleeuwen. De houten constructie van de boerderij verdeelt het inwendige in drie lange “beuken”. De boerderij was verdeeld in een bedrijfsgedeelte en een woongedeelte (in de regel aan de voorkant), gescheiden door een brandmuur. In het midden het bedrijfsgedeelte bevindt zich de deel, waarboven de oogstzolder, de lagere zijbeuken waren bestemd voor het vee en de opslag van materialen en gereedschappen. Het woongedeelte was ook opgedeeld in drie beuken, waarvan het middendeel de woonruimte met haardstee en in de zijbeuken werkruimten. In welvarender tijden werd het woongedeelte soms aan de zijkant uitgebreid, de krukhuisconstructie. Vanaf de 19e eeuw werd het dwarse voorhuis geïntroduceerd, dat voor de oorspronkelijke boerderij werd gebouwd. Dit voorhuis was hoger en was ontstaan uit een behoefte aan kelderruimte, met name de melkkelder, maar ook waren er statusoverwegingen wat betreft het woongedeelte. Dakpannen op het voorhuis getuigden ook van meer aanzien.

Rond de eeuwwisseling (1900) werden de nieuw te bouwen T-huizen, zowel stalgedeelte als voorhuis, vaak in één keer gebouwd. De voorgevel van sommige boerderijen kan wel meer dan 30 meter breed zijn. Soms werd de toegangsweg naar de boerderij verhard met misbaksels (zogenoemde braadkoppen) van de steenfabrieken. De bouw van een IJsselhoeve kon een jaar  of langer duren.

 

Het interieur van de IJsselhoeve

De hoeven hebben een groot, ruim voorhuis met hoge kamers. Het interieur kent vaak rijke, waardevolle details (o.a. Jugendstil). Denk daarbij aan paneeldeuren met motieven, balkenplafonds, vloerdelen, tegels (motieven in kleuren blauw en donkerrood), een mooie hal, trappen, bijzonder schilderwerk, sierplafonds met ornamenten, een levensboom boven de voordeur. Veel oude inrichtingskenmerken zijn nog aanwezig, zoals marmeren schouwen, bedsteden, binnenluiken, gewelfkelders en opkamers. (kamers boven de melkkelder). Het vooraanzicht laat meestal een beeld zien met een centrale deurpartij en symmetrisch en links en rechts daarvan identieke raampartijen.  De symmetrie van het exterieur zet zich in het interieur voort. In het voorhuis deelt een brede gang de woning in twee gedeeltes. Aan beide kanten van de gang liggen even grote kamers. Daarboven bevinden zich de meiden en knechtenkamers.

 

De bedrijfsvoering van de IJsselhoeve of landbouwkundig gebruik

Oorspronkelijk waren IJsselhoeven vooral gemengde bedrijven. De belangrijkste inkomsten kwamen uit veeteelt, akkerbouw en fruitteelt. Na ongeveer 1840 begon er voor Nederlandse boeren een periode van grote voorspoed. De vraag naar landbouwproducten groeide en de prijzen stegen. De boeren staken hun geld in het bouwen van grotere hoeven of plaatsten een luxe dwars geplaatst voorhuis. Vaak in de stijl van stadse landhuizen. Vanaf 1870 ging het minder met de voorspoed van de boeren. Stoomvaart en trein zorgden voor goedkoper graan uit Amerika. In de IJsselstreek waren de gevolgen overigens minder ernstig dan elders. De IJsselboeren gingen zich meer op melkvee toeleggen en ook vaker kippen en varkens houden. Er kwamen fokverenigingen voor het MRIJ-vee, waardoor het IJsselras verbeterd werd. 

Ook stonden bij veel IJsselhoeven vanaf 1900 grote hoogstamboomgaarden. De boomgaarden stonden op de vruchtbare stroomruggen dicht langs de rivier. Ze vormden een belangrijke bron van inkomsten tot ongeveer 1960. Voor meer  kennis over fruitteelt werd in Terwolde in 1937 zelfs een fruitteeltvakschool gesticht. Na 1960 kwamen laagstamboomgaarden in zwang en werden de meeste hoogstamboomgaarden gerooid. Door specialisatie in vooral melkvee werden er meestal geen nieuwe boomgaarden geplant. Na de oorlog bleken de traditionele IJsselhoeven ongeschikt voor grootschalige bedrijfsvoering. Op de erven kwamen nieuwe ligboxstallen en de oude stallen  en bijgebouwen kwamen leeg te staan door gebrek aan functie en werden vaak afgebroken.

Grote bomen zijn markant op IJsselerven. Veel  van deze erven hadden een siertuin volgens de principes van de Engelse landschapsstijl met slingerende paadjes. Liefst met een grote solitaire rode beuk, een teken van welstand. De moestuinen lagen aan de voor- en zijkant van het erf en waren soms deels omgeven door een stenen muur. 

 

Van Westervoort tot Kampen staan langs beide IJsseloevers zo’n 650 IJsselboerderijen. Ongeveer 150 boerderijen zijn gemeentelijk of rijksmonument. Bewoners proberen met behulp van de Stichting IJsselhoeven en door functieverandering de IJsselhoeven in stand te houden.